Digitaal gegevens uitwisselen in de zorg komt maar traag op gang. Zorgverleners wijzen naar de ICT-leveranciers. Regelmatig hoor je op congressen boze sprekers: waarom wordt het niet gewoon goed geregeld! De leveranciers wijzen terug naar de zorg: investeringen in ICT staan niet erg hoog op het prioriteitenlijstje vergeleken met andere sectoren. Minister Bruins heeft in een brief aangegeven meer regie te gaan nemen: minder vrijblijvendheid, meer verplichting. Maar waarom gaat die gegevensuitwisseling in de zorg zo stroperig? Wanneer we geen inzicht hebben in de achterliggende redenen, heeft spierballenpolitiek weinig zin.
Gegevensuitwisseling in de zorg komt moeilijk op gang omdat de zorgsector asynchroon en versnipperd is. Eerst zullen we zien wat dat betekent, en vervolgens hoe het opgelost kan worden.
De zorg is asynchroon
Laten we eens kijken naar een sector waar wel volop digitaal wordt gecommuniceerd: de financiële sector. Banken communiceren bijna alleen maar digitaal, zowel met elkaar als met de consument. Wat maakt nu dat bij banken wel lukt wat in de zorg maar mondjesmaat slaagt? Simpel: banken doen feitelijk allemaal hetzelfde. En wanneer ze zaken met elkaar doen, betekent dat dat de digitale transacties twee kanten uit hetzelfde zijn.
Dit plaatje simplificeert het natuurlijk wel omdat banken meer doen dan overboeken, maar in wezen doet de ABN Amro geen ander werk dan de Rabobank of de ING. En dat maakt uitwisseling eenvoudig: wanneer gegevensuitwisseling digitaal gaat, profiteren alle partijen. Iedereen kan digitale overboekingen ontvangen, die direct in de computersystemen ingevoerd kan worden. Geen handmatig overkloppen van faxen en brieven meer. Iedereen wint. De zorg is niet zo netjes synchroon.
Een apotheek stuurt geen voorschriften naar een huisarts, een huisarts geen verstrekkingen naar een apotheek. Zelfs ziekenhuizen onderling communiceren niet gelijkwaardig: een regionaal ziekenhuis zal een complexe patiënt naar een academisch ziekenhuis verwijzen, niet andersom. Bij de overgang van verpleeghuis naar ziekenhuis, van huisarts naar laboratorium, van verloskundige naar echoscopist is het al net zo: wat er naartoe gaat, is niet wat eruit komt.
Dat is een van de oorzaken dat digitaliseren in de zorg langzaam op gang komt. Bij het automatiseren van één specifieke transactie, bijvoorbeeld een laboratoriumorder of een medicijnverstrekking, is het meestal zo dat de ene partij de inspanning levert, en de andere profijt heeft. Het maken van een digitaal document of bericht kost tijd en moeite. Systemen moeten aangepast worden, de infrastructuur geregeld, alles moet getest en beheerd worden. Ieder systeem kan zo een PDF of een tekstdocument opleveren, dat via (veilige) mail of fax verzonden kan worden. Een goed digitaal verwerkbaar document is niet zo makkelijk.
De voordelen liggen echter niet bij de maker, die de investering doet, maar bij de verwerker. Daar hoeft niets meer overgetypt te worden. Uiteraard moet er ook geïnvesteerd worden om de systemen zo aan te passen dat er digitaal ingelezen wordt, maar met de bonus van snelle en foutvrije verwerking is dat geen moeilijke keuze. Uiteraard kun je samen afspreken een verwijzing én een ontslag te digitaliseren: maar dat is twee keer inspanning, dat zijn twee trajecten, en dat loopt niet twee keer synchroon. Wanneer een op zich nuttige exercitie wel kosten met zich meebrengt, maar weinig concrete opbrengsten, is het niet vreemd dat andere prioriteiten telkens bovenaan het lijstje komen. Het is geen onwil, het is een structureel probleem.
De zorg is versnipperd
Nu is het niet zo dat overal waar transacties asynchroon verlopen, digitalisering ook achterloopt. Vroeger heb ik kort in de “fast moving consumer goods” gewerkt met een FMCG expert. Dat zijn goederen als voeding, toiletartikelen, wasmiddelen et cetera. Een fascinerende wereld.
Hier gaat het om handel naar de consument. Die doet zijn inkopen bij de supermarkt. De supermarkten doen hun inkopen weer bij vele honderden toeleveranciers, sommige groot, velen klein. Die toeleveranciers hebben zelf weer toeleveranciers, en zo gaat de keten door tot ruwe grondstoffen en agrarische producten. Het is geen zachtzinnige wereld: een paar grote supermarkten maken de dienst uit, en zij bepalen de prijzen en de condities. Dat geldt ook voor de gegevensuitwisseling. De supermarktketen zegt: voortaan gebruiken we ons elektronisch inkoopsysteem. Punt. Niet meedoen is niet meedoen. Dat kan door de machtspositie van de grote supermarkten, die die medewerking kunnen afdwingen. Een toeleverancier kan zich eenvoudig niet veroorloven Albert Heijn of Jumbo als klant te verliezen. Vergelijk dat eens met de zorg.
Bij de supermarkten maken de grote 4 (AH, Jumbo, Lidl, Aldi) driekwart van de markt uit. Bij de banken doen de grote 3 (Rabo, ING, ABN Amro) dat ruim. Ziekenhuizen? De grootste 10 halen nog geen kwart van de markt. Bij huisartsen en apotheken is de versnippering nog veel groter. Bij sommige zorgonderdelen (zoals kraamzorg en ouderenzorg) zie je wel grotere landelijke partijen, maar dat zijn niet de partijen met het meeste budget en doorzettingsmacht. Kortom, in de zorgsector ontbreken partijen die de digitale uitwisseling naar hun hand kunnen zetten.
Asynchroon en versnipperd, wat nu?
Nu betekent een asynchrone en versnipperde sector niet dat er niets van de grond kan komen. Er zijn nog heel veel gebieden die wel degelijk asynchroon en versnipperd zijn maar toch gedigitaliseerd. Denk bijvoorbeeld aan vakanties.
Er zijn heel veel vliegmaatschappijen, hotels, vakantiehuizen en knusse restaurantjes, en toch kost het ondanks deze veelheid aan partijen geen enkele moeite om via het web snel iets te boeken. En de andere kant van deze digitale uitwisseling is nog veel versnipperder: dat zijn wij: alle consumenten. De reden dat digitale uitwisseling hier wel werkt, ondanks asynchroniteit en versnippering is natuurlijk heel eenvoudig: vliegmaatschappijen en hoteliers en restauranthouders verdienen hun geld met het verkopen van stoelen, bedden en couverts. Het is core business. Hoe beter het digitale aanbod, hoe meer verkoop. Voor de zorg is het uitwisselen van digitale documenten niet de core business: dat is (gelukkig) de zorg voor de patiënt. Digitale uitwisseling kan die zorg beter maken, maar het is een hulpmiddel, niet de essentie. (Niet toevallig is een organisatie als Zorgdomein die onder andere vraag een aanbod in de zorg digitaal bij elkaar brengt, wel succesvol.)
Laat de vervuiler betalen
Digitaal uitwisselen van gegevens zou tegenwoordig de norm moeten zijn. Op papier, via de fax, of via een niet digitaal verwerkbaar document (Word, PDF) uitwisselen moet gezien worden als een vorm van vervuiling: de gegevens moeten bij de ontvanger opnieuw ingevoerd worden, met vertraging en kopieerfouten tot gevolg. Dat is digitale vervuiling.
Zorg dus dat ook in de zorg de baten bij de investeerder liggen. Bepaal voor iedere overdracht van gegevens een prijs. Dat is niet moeilijk, want er zijn voldoende bedrijven die papieren gegevens digitaliseren, en daarvoor betaald worden. En ook de kosten van het implementeren en onderhouden van een digitale gegevenslevering zijn prima in kaart te brengen. En stel dan de volgende simpele regels in:
- als er geen goed gedefinieerde standaard voor digitale uitwisseling is, betaal de vergoeding aan de ontvanger, die immers kosten heeft om de gegevens te verwerken;
- en als er wel zo’n standaard is, betaal dan de leverancier van de gegevens, die immers geïnvesteerd heeft (of daarvoor kan kiezen) om digitaal te kunnen leveren.
(Hier moet ik een belangenverstrengeling melden: als ZZP’er verdien ik een deel van mijn geld met het opstellen van zulke standaarden – maar ik denk dat iedereen het erover eens zal zijn dat gegevensuitwisseling niet gaat werken zonder gestandaardiseerd digitaal stopcontact.)
Wanneer er een reële prijs staat op iedere overdracht van gegevens (gegevens in de zorg volgen over het algemeen de patiënt op diens reis door de instellingen), kunnen zorgbestuurders reële keuzes maken. Wanneer er een digitale standaard is, en gegevens op papier leveren dus geld kost, is er een motief om te digitaliseren. Misschien gaat dit jaar een nieuwe MRI-scanner voor, maar op termijn is op papier blijven leveren duur. Kortom: bij een prijs per dossieroverdracht kunnen er normale bedrijfsmatige beslissingen genomen worden over digitalisering, liggen de baten bij de partij die investeert en de kosten bij de partij die dat niet doet. Die kosten kunnen in rekening worden gebracht via zorgverzekeraars, via wetgeving, of gewoon via onderlinge afspraken in de regio. Dat is niet zo spannend.
Nu zijn er tal van vergoedingen in de zorg, soms ook voor administratieve handelingen, maar veelal niet systematisch gekoppeld aan het gedigitaliseerd aanleveren van gegevens. De zorg is wel asynchroon en versnipperd, maar met een adequate financiële prikkel gaat digitale uitwisseling ineens met rugwind in plaats van tegenwind. Kortom, laat de vervuiler betalen en beloon partijen die investeren.
Is deze blog nuttig? Deel hem via LinkedIn, Twitter of anders!